Eclipssafari in zuidelijk Afrika

André van der Lek, bureaumedewerker van Museum Sterrenwacht Sonnenborgh, is in 1999 aangestoken door het eclipsvirus en samen met zijn vriendin naar de afgelopen eclips geweest. Hij stuurde ons zijn verslag van een reis van ca. 5000 km door de binnenlanden van zuidelijk Afrika.

Vanuit Johannesburg (Zuid Afrika) rijden mijn vriendin Esther en ik met een gehuurde 4x4, met slaap- en kookvoorziening, via Botswana en Zimbabwe naar Zambia. Als alles goed gaat zien we een prachtige totale zonsverduistering van ca. 3.30 min, een groot deel van Zuidelijk Afrika en de met ontelbare sterren bezaaide zuidelijke nachthemel. Het zal een onvergetelijke reis worden.

Een groot deel van het Zuidelijk Afrikaanse binnenland bestaat uit een plateau dat ca. 1000 m boven de zeespiegel licht. Dit plateau wordt omringd door bergketens, de z.g. Highlands met toppen tot 3500 m. De Highlands spelen een cruciale rol in de weersgesteldheid van het binnenland van Zuidelijk Afrika. De warme en vochtige luchtstroom die via de lager gelegen gebieden aan de oostkust vanaf de Indische Oceaan over land trekt, wordt door de bergketens opgehouden waardoor de kans op bewolking en regen sterk afneemt. 

In juni is het winter in dit gebied. Er valt dan weinig regen en de temperaturen zijn 's nachts vaak rond het vriespunt. Overdag varieert de temperatuur tussen de 15-25 graden. De landen waarop 21 juni de totaliteit van de eclips te zien is zijn: Angola, Zambia, Zimbabwe, Mozambique en Madagaskar. 

Na veel gereken over de gemiddelde snelheid en mogelijke afstand die gehaald kan worden per dag, wordt de hele reis op de kaart uitgestippeld. De planning luistert nogal nauw. De afstanden zijn groot en 16 dagen is kort voor zo'n reis. 

We rijden vanuit Zuid Afrika naar Botswana, van Botswana naar Zambia, van Zambia naar Zimbabwe en van Zimbabwe weer terug naar Zuid Afrika. De Okavango Delta (Botswana), de Victoria Falls (Zimbabwe) en de zonsverduistering (Zambia) vormen de hoogtepunten van deze reis.

Verder is voor ons het rijden door de landen die we bezoeken over uitgestrekte asfaltwegen en onbegaanbare pothole roads en back drive roads een plezierig onderdeel van de reis.

We vliegen vanaf Schiphol naar Frankfurt. Vanaf Frankfurt is het dan nog ca. tien uur vliegen naar Johannesburg (Zuid Afrika). De rusteloze nacht, op 10.000 m hoogte in afgesloten ruimte met kunstmatig beheerste druk en temperatuur, is even vergeten als we onze namen zien staan op een van de bordjes die in de aankomsthal omhooggehouden worden. Britz houdt woord. Een medewerker van het autoverhuurbedrijf staat ons op te wachten om ons naar hun filiaal te brengen. Na de nodige formaliteiten en het op ons nadrukkelijke verzoek monteren van een Īgoedā setje banden is de Toyota 4x4 de komende 15 dagen van ons. 

Onuitgerust en enigszins ongerust zit ik achter het stuur aan de Īverkeerdeā kant van de auto, de versnellings- pook links en op de verkeerde helft van de weg. Dit was voorzien, maar niet beproeft. Vooral het afslaan moet stevig geoefend worden. De angstige beleving van spookrijden en de koelbloedige uitroepen Īlinks rijdenā van Esther, voorkomen dat er ongelukken gebeuren. Ook interessant is de voorrangsregel op een kruising. De verkeersdeelnemer die het eerst de kruising nadert mag als eerste de kruising oprijden. Tot mijn verbazing blijkt deze riskante verkeersregel bijzonder goed te werken. Overigens vonden wij beiden het rijgedrag in de landen waar we doorheen zijn gereden, bijzonder prettig. 

Eindelijk, na maanden van voorbereiding trekken we het onbekende landschap in. Met ingeslagen proviand, in de super van Johannesburg was alles te vinden wat een verwende westerling zich kan wensen, beginnen we aan de vele kilometers die voor ons liggen. Ons eerste doel is de grens met Botswana. Ondanks de goed geasfalteerde snelweg, kunnen we die dag maar 300 km rijden voor het donker wordt. Het wordt vroeg en snel donker want het is hier winter en we bevinden ons vlak bij de evenaar. 

Na onze eerst nacht, op een bijna lege kampeerplaats, worden we 's morgens vroeg gewekt door een horde Blauwe Meerkatten die op ons ontbijt uit zijn. Die middag bereiken we de grens met Botswana. Na de voor westerse begrippen trage en inefficiënte administratieve rompslomp, is onze eerste grensovergang een feit. Het landschap wordt langzaam kaler en minder bewoond. Toch is de Kalahari woestijn, de op één na droogste plek op aarde, minder droog en dor dan wij ons voorgesteld hadden. Het echte droge woestijnzand bevindt zich enkele honderden kilometers zuidelijker van ons. Helaas te ver weg om naar toe te rijden. We hebben nu eenmaal een strak reisschema. De omweg van ca. 400km die we nu maken is eigenlijk al te veel voor het tijdig bereiken van een goede eclipslocatie. De eerste nacht in het open veld, er is hier geen camping in de buurt, brengt voor mij de nodige spanning met zich mee. Zijn hier leeuwen of andere roofdieren? Of op zān minst giftige slangen! Hoe dan ook, we slaan een kamp op. We slapen in de auto maar koken buiten. Er wordt een stevige maaltijd bereid. Vanaf het dak van de auto, niet vanwege de leeuwen, maar om boven de bomen en struiken uit te komen, genieten we na de maaltijd van een prachtige zonsondergang. In de vier windrichtingen honderden kilometers ver niets anders dan de groene ĪBushā, zoals de lage begroeiing hier genoemd wordt. Als de zon onder is ontsluit zich in korte tijd een prachtige sterrenhemel voor onze ogen. De benoeming Īsterrenhemelā komt hier pas echt tot zijn recht. De hemel lijkt louter uit sterren, sterrennevels, sterrenhopen en stofwolken te bestaan. 

Later op de avond, languit op het dak van de auto met een 20x80 verrekijker weet ik het twee uur vol te houden om deze schoonheid in me op te nemen, maar dan worden de kou en de slaap sterker en daal ik weer af voor de nacht. 's Morgens staat er ijs op de voorruit. De temperatuur in de slaapcabine zal niet ver boven het vriespunt gekomen zijn. De extra slaapzakken van het autoverhuurbedrijf komen goed van pas. Na het ontbijt zetten we onze tocht voort over de prima geasfalteerde Īcattle roadā. De 150 liter tank is nog voor de helft gevuld en het is nog 200 km naar het plaatsje Ghanzi waar we volgens de kaart weer kunnen tanken. Na Ghanzi is er pas na 300 km weer gelegenheid om te tanken. Naast wat antilope, de veelvuldig voorkomende gele Tok en het nodig vee, is vooral de enorme uitgestrektheid van het landschap nadrukkelijk aanwezig. Af en toe moeten we boven op de rem voor vee. Dit vee, waarvan veel dode aangereden exemplaren langs de weg liggen, schijnt zich op de weg net zo op zān gemakt te voelen als in de berm. Overigens wordt het vee voor de Botswaanse vlees productie juist over deze route aan gevoerd; vandaar de benaming Īcattle roadā. In het plaatsje Lobatse, aan het begin van deze weg dwars door de Kalahari, worden per dag 800 koeien en 500 geiten geslacht. In dit land waar de veestapel groter is dan het aantal bewoners is vlees een belangrijk export product. Vlees wat overigens veel lekkerder smaakt dan vlees in Nederland.

De benzinepomp in Ghanzi heeft geen benzine meer, maar net even buiten Ghanzi blijkt nog een pompstation te zijn. Daar heeft men echter alleen gelode benzine en onze auto gebruikt ongelode benzine. Dan maar gelode benzine, maar helaas het uiteinde van de slang past niet door de tegen gelode benzine beveiligde opening van onze tank. Zeer hulpvaardig krijgen we van een Zuid-Afrikaan een trechter aangeboden en inmiddels ontstaat er een kleine file achter ons. Na 5 minuten hebben we ongeveer 5 liter in de tank gekregen. Dit wordt het niet. Dan maar verder in de hoop dat we de komende 300 km op het restant in de tank kunnen afleggen. Wie deze streek ooit wil bezoeken raad ik aan een GSM mee te brengen. Op deze uitgestrekte vlakte, waar tekort aan benzine een levensbedreigend probleem kan vormen, kun je (plaatselijk in ieder geval) nog wel met mams in Holland bellen. 

Tussen Ghanzi en het volgende plaatsje Maun ligt ongeveer 300 km asfalt. Maun ligt tegen de uitlopers van de Okavango delta aan. De Okavango delta is een van de mooiste natuurgebieden ter wereld. Het water van deze delta vindt zijn oorsprong in de bergen van Angola en stroomt als de Okavango rivier een lange weg om uiteindelijk hier in de poreuze woestijnbodem weg te zaken. In dit groene moerassige gebied, met zān vele stroompjes en eilandjes, is ons beloofd, wemelt het van het wild. Enorme kuddes olifanten, buffels en andere dieren trekken in de droge winter maanden massaal naar deze plek om te overleven. Esther is al eerder in Afrika geweest en heeft al Olifanten, neushoorns, nijlpaarden, leeuwen enz. in het wild gezien. Voor mij is het allemaal nieuw. Ik kan dan ook niet wachten om ze te ontmoeten. Het landschap verandert. De lage Acaciabosjes worden steeds hoger en het verkeer en de bewoning neemt ook toe. De benzinemeter is inmiddels angstvallig ver gedaald. Tegen het eind van de middag bereiken we Maun. Vanuit Maun gaan we, met volle tank, op weg naar het Moremi wildlife reserve, een van de mooiste wild parken in dit gebied, om daar de nacht door te brengen. Onderweg zien we Impalaās, en word ik tot vermaak van Esther opgewonden als een kind als op een afstand van nog geen twintig meter plotseling drie Giraffen sierlijk de weg oversteken. De eerste ontmoeting met dieren in het wild is echt iets bijzonders. Esther ontdekt tijdens een korte stop een grote olifant in een open veld. Als ik kom kijken kan ik nog net zien hoe deze langzaam achter de struiken verdwijnt. Jammer! Op dat moment weet ik nog niet dat we later langs de rivier de Chobe hele kuddes Olifanten voorbij zullen zien komen. Het kamp waar we de nacht denken door te brengen is vol! Gewapper met dollars en enig aandringen helpt tot onze verbazing niets. Voor ons blijft het hek van South Gate Camp gesloten. Overgeleverd aan de wilde dieren, zullen we de nacht buiten het kamp moeten doorbrengen. We rijden terug naar de plek waar we de olifant zagen omdat die plek ons nog enige illusie van beschutting geeft. Vroeg in de ochtend worden we gewekt door een stel luidruchtige Bavianen. Deze schijnen zich al net zo min iets aan te trekken van onze aanwezigheid als de mensen in het kamp die nog in diepe rust verkeren. We zijn 's avonds laat overhaast terug gereden naar de ingang van het kamp, omdat ik de gedachten aan een kudde Olifanten die op onze sinaasappels uit zouden zijn niet kon verdringen. Want, zoals in verschillende reisboekjes bevestigd wordt; Olifanten ruiken al van ver de geur van sinaasappels en zullen er alles aan doen om deze te bemachtigen. Het noodlot wil dat wij maarliefst een krat vol met deze vruchten aan boord hebben. 

Na een vlug ontbijt rijden we terug naar Maun om daar het volgende kamp op onze route te bespreken, we leren snel. Het wordt Savuti Camp, een kamp in Chobe National Park, 200km over zandwegen en paden rijden hier vandaan. Ik verheug me al op wat er komen gaat. Na een uur of twee rijden wordt de weg smaller en het zand droger en losser. Als we dan af en toe ook nog heuvel opwaarts moeten, begint de auto moeite te krijgen om door het mulle zand heen te komen. Gelukkig hebben we een tweede versnellingspook voor de voorwielen. Als deze ingeschakeld is gaat het een stuk beter. Dan wordt de weg zo smal dat een tegenligger, hoewel we die de hele weg nog niet tegen gekomen zijn, onmogelijk zou kunnen passeren. Maar de zorg over tegenliggers wordt al snel vergeten als de auto steeds meer moeite heeft om door het diepe mulle zand heen te komen. De 4x4 drive in lo voor de grootste kracht overdracht op de wielen, het gas pedaal ingetrapt, maar het mag niet baten. De wielen zakken onder het gewicht van de auto tot de as in het zand weg. We staan vast! Voor het eerst bekruipt ons het gevoel dat de zonsverduistering, het doel van deze reis, wel eens in gevaar zou kunnen komen. We zijn nu ca. drie uur onderweg, we zijn niemand tegengekomen en we kunnen niet voor of achteruit. Het kan wel een dag duren voor dat er iemand voorbij komt, wat nog niet eens betekent dat we dan meteen verder kunnen. Terug lopen naar de plek waar we het laatst wat hutjes zagen, hier uren lopen vandaan, heeft ook geen zin, bovendien is hier natuurlijk ook wild aanwezig. Een eind terug zagen we nog een kompleet geraamte van een Olifant langs de weg liggen. Als we uitgestapt zijn zien we hoever de auto is weggezakt. De achter as licht compleet in het zand. Voor kan ik nog net een hand tussen de as en de grond krijgen. We besluiten de wielen uit te graven en er zoveel mogelijk takken voor te leggen. Het graven en het zoeken naar geschikte takken is een (in)spannend klus. De zon is moordend, we moeten steeds verder van de auto vandaan om goede takken te vinden en dan is er ook nog mijn grote angst voor slangen en leeuwen.

De indianen truc met de takken blijkt te werken! De auto komt met gedoseerd gas geven weer los uit het zand en we zijn enorm opgelucht en trots op ons zelf Die dag komen we nog drie keer vast te zitten en het lukt ons iedere keer weer om los te komen. We bereiken het kamp rond zeven uur, komen daar nog oog in oog te staan met een grote Olifant en maken er kennis met een groep wilde maar aardige Zuid-Afrikaners die ook op weg zijn naar Lusaka.

Op weg naar Lusaka staat ons nog één hoogte punt te wachten. De Victoria Falls! Een bezoek aan deze indrukwekkende watervallen is even onvermijdelijk als een bezoek aan de IJffeltoren wanneer je in Parijs bent. Tijdens onze zelf georganiseerde wandel Safari langs de Zambezi rivier, die zich enkele honderden meters verderop in de afgrond stort, wordt de spanning al op gebouwd. Het valt niet mee onze weg te vinden tussen de dichte begroeiing. Er lopen teveel paadjes in verschillende richtingen. Sommige zijn zo smal dat ze eerder gemaakt lijken te zijn door krokodillen of ander dieren dan door mensen. Ook de zon wordt te veel afgeschermd door de hoge begroeiing om ons goed te kunnen oriënteren. Alleen het geluid van de Zambezi laat ons weten dat we in de goeie richting lopen. Dan zien we in de verte een enorme witte wolk boven het landschap hangen. De geheel blauwe lucht en het feit dat de wolk zich niet verplaatst doet al vermoeden dat het hier om iets bijzonders gaat. We kunnen ons nu op de wolk oriënteren en naarmate we deze naderen menen we ook het gebulder van de vermoede watervallen te horen. Het Livingstone gevoel komt nu echt naar boven. Onderweg komen we zelfs Olifanten tegen. Op zich niet zo bijzonder, als we later in het plaatsje Victoria Falls zien hoe deze dieren gemoedelijk hun dagelijkse portie groen verzamelen in de tuinen van de rijkere huizen. Maar het blijft indrukwekkend om deze dieren in hun natuurlijke omgeving tegen te komen. Eenmaal aangekomen bij de kassa voor de toegang naar de watervallen is het Livingstone gevoel even verdwenen door de aanwezigheid van toeristen, bussen en taxiās. Als we dan, na een korte wandeling door een Īregenwoudā, bij de watervallen komen schiet elke beschrijving van wat we zien te kort. We staan aan de rand van een 1700 meter lange kloof. Aan de overkant van de smalle kloof op ongeveer gelijke hoogte stort een muur van water zich ruim honderd meter naar beneden in een wolk van damp en tientallen meters hoog opspringend water. Doordat de damp die uit de kloof opstijgt weer als regen neerdaalt, is rondom de watervallen een tropisch regenwoud ontstaan. Wij zijn inmiddels al door en door nat. Na een val van honderd meter stroomt het water van de Zambezi verder door de kloof en vormt uiteindelijk de natuurlijke grens tussen Zimbabwe en Zambia.

Kort na het bezichtigen van de watervallen, staan we nu in de rij voor een aantal stempels in ons paspoort want we moeten de grens naar Zambia over. Over vijf dagen vindt de zonsverduistering plaats en we willen ruim de tijd hebben om een mooie plek te vinden in de buurt van Lusaka. Vlak voor het plaatsje Livingstone komen we terecht bij ĪThe Livingstone Safari Lodge en Caravan Parkā, een leuke kampeerplaats die nog onder constructie is. De andere kampeerplaatsen in de buurt zijn vol. Er zijn natuurlijk meer mensen onderweg naar het eclipspad. Deze kampeerplaats wordt gerund door Tjeesie, een boeiende man uit Friesland die al langer in Afrika woont. We worden door hem en zijn vrienden zeer hartelijk ontvangen. We mogen zelfs gebruik maken van zijn openlucht Jakuzi (bubbelbad). Zodoende liggen Esther en ik ās avonds onder de helder verlichte melkweg te genieten van een warmwater massage. Alleen champagne en kaviaar ontbreken nog. Na al onze omzwervingen is deze oase met zān sinaasappel- en citroenbomen en vriendelijke mensen een welkom oponthoud. De twee dagen rust op deze bijzondere plek hebben ons goed gedaan. De volgende dag zijn we weer vroeg onderweg en hebben ongeveer 6oo km voor de boeg. Tjeesi heeft ons een adres gegeven voor een goede kampeerplek iets voorbij Lusaka. Het heet Fringilla Farm. Als we daar tegen het eind van de middag aankomen, gaan we zo snel mogelijk opzoek naar George Wooly, de eigenaar van deze wonderlijke boerderij.

Zoiets hebben we nog nooit gezien! Er worden hier vee, fruit en gewassen geteeld. Er wordt vlees geslacht en verkocht. Er is Fringilla Farm brood, boter en melk te koop en zo, als later zal blijken, hebben mensen uit de verre omtrek ook een postbus nr. op dit multifunctionele bedrijf. We worden vriendelijk begroet door George Hij zegt dat de camping al vol staat met mensen die voor de eclips gekomen zijn, maar hij wil ons niet weg sturen en we krijgen een plek op het land naast de boomgaard. Fringilla Farm ligt precies op de centrale lijn van de eclips en George vertelt ons dat de NASA een kamp heeft ingericht op zān land nog geen 100m van onze plek vandaan en dat het al de tweede keer is dat zij bij hem naar een zonsverduistering komen kijken. De NASA doet tijdens de verduistering allerlei onderzoek aan de zon en het klimaat. Ook Fred Espenak, eclips deskundige van de NASA die maarliefst 12 totale eclipsen gezien heeft, zal vanaf deze plek de zonsverduistering vastleggen op film en band. Wat niet zo leuk is ontdekken we die avond en nacht nog. De constante dreun van een eclips-dancepartyā hier niet ver vandaan. Als ik 's morgens vroeg wakker word lijkt het of de Īwesters beschaafdeā muziek nog steeds in mijn hoofd door dreunt. Lijkt het? ĪHet is zoā! Na geïnformeerd te hebben blijkt dat deze Īpartyā al drie dagen aan de gang is en pas een dag na de eclips afgelopen zal zijn. Dat betekend nog twee dagen lang van 7 uur ās avonds tot drie uur 's middags aan een stuk door dancebeat tot in de verre omtrek·.Dat betekent ook dat wij, het mooie uitzicht, de Nasa en Fred Espenak ten spijt, hier niet blijven. We nemen afscheid van George en gaan op zoek naar een rustiger plekje. 

Met de kaart op schoot zoeken we naar een geschikte plek op de centrale lijn. Het wordt de top van een heuvel in een verlate gebied ongeveer 30 m verwijdert van de grote weg naar het noorden. Vanaf een moeilijk begaanbare zandweg landinwaarts, leidt een smal en kronkelig pad naar de top van de heuvel. Op de heuvel aangekomen parkeren we de auto tussen de struiken en het hoge gras. Alleen de mensen van een klein dorpje twee of drie kilometer verderop wandelen ons over het pad voorbij zonder ons op te merken. Dit is een prachtige plek! Bijna 360° in het rond hebben we een zicht van zeker 100 kilometer. Alleen door het verbranden van gewassen en van de berm langs de wegen is de horizon een beetje heiig. Niet ver van ons vandaan ontdekken we nog een paar hutjes met rieten daken en een stukje bebouwde grond. We maken ons op voor de avond. Een kampvuur is in de koude avonduren onontbeerlijk en daar is veel hout voor nodig. Bomen zijn hier niet, dus het valt nog niet mee om voldoende hout te vinden. Als het vuur eenmaal brand en de maaltijd genuttigd is, pakken we alle gegevens over de komende eclips er nog eens bij. Volgens de publicaties van eerder genoemde NASA expert zitten we heel dichtbij, zo niet op de centrale lijn. Om 15.08 uur zal de ca. 170 km brede schaduw van de maan met een vaart van 2700 km/uur over ons heen scheren. Dan zal de maan de zon drie minuten en dertig seconden lang bedekken. Het voorspel van dit kortstondige maar innige contact tussen zon en maan is dan al een uur en twintig minuten bezig. De maan is stukje bij beetje voor de zon geschoven waardoor het is gaan schemeren en de temperatuur is gedaald. De zon en de maan beminnen elkaar. Of, zoals een andere sage verteld, de jaloerse maan grijpt haar kans om de zon af te dekken.

De dag van de eclips is aangebroken. De zon is vroeg op en klimt gestaag hoger aan de horizon.

Terwijl wij ons voorbereiden, staan er plotseling twee kinderen van een jaar of 8 voor ons. Een van hen overhandigt een stukje papier aan Esther. Esther leest voor wat er op het papiertje staat: My dearest, Thanks very much to come and join us here in Kapopo Village, please assist us eclips of the Sun glasses, I am Mrs. Headman Kapopo. Thanks. We kijken elkaar verrast aan en ik haal twee eclipsbrilletjes uit de auto en geef deze aan de kinderen, die vervolgens weer zo plotseling verdwijnen als ze verschenen waren. We zijn dus niet onopgemerkt gebleven op deze verlate plek. En het dorpje verderop heet dus Kapopo Village. Van de voorraad brilletjes die we mee kregen van Stichting de Koepel in Nederland, hebben we onderweg bijna alles uitgedeeld. Zoals we verwachten komen er die middag nog meer mensen voor eclipsbrilletjes en elke keer zeggen we dat het echt de laatste zijn om te voorkomen dat we straks het hele dorp teleurgesteld terug moeten laten gaan. De laatste twee brilletjes gaan naar het hoofd van het lokale schooltje. Hij is ons er erg dankbaar voor. Hij zal op school met een spiegel het zonsbeeld projecteren (een veilige indirecte manier om de verduistering te bekijken) zodat alle kinderen tegelijk naar de verduistering kunnen kijken. Maar, zegt hij, veel kinderen die ergens anders de kans krijgen door een eclipsbrilletje naar de verduistering te kijken, zullen niet naar zijn voorstelling op school komen. Nu hij ook een brilletje heeft is de kans dat deze kinderen ook komen groter. 

Vanaf het Īeerste contactā, het moment dat de maan de rand van de zon raakt, staan al onze zintuigen op scherp. Esther bedient de camera en de kijker op het statief en zal, zoals later blijkt, prachtig gelukte opname van de gedeeltelijke en de totale verduistering maken. Ik wil na mijn eerste ervaringen tijdens de zonsverduistering van 1999 in Europa, deze keer meer van de omgeving in me opnemen en minder door de kijker kijken. Ik heb nog een klein veldkijkertje met elastiek aan de montering vast gemaakt om, door middel van een projectie op wit papier, het verloop van de verduistering te kunnen volgen. De enige andere toeschouwer naast ons is een stille vriendelijke afrikaan die ons engels wel verstaat maar niet veel terug zegt. Hij houdt geduldig het witte vel voor mij vast terwijl ik de zon probeer te vangen in de lenzen van het veldkijkertje voor de projectie. Als eindelijk het beeld van de zon met een Īdeukjeā aan de rand op het vel verschijnt, zie ik hoe verrast hij is. Ondanks de grote aandacht en uitleg door de media, moet het voor de bewoners van dit land een boven natuurlijke ervaring zijn om te zien hoe de zon langzaam verdwijnt. Ik zelf was bij mijn eerste verduistering nog het meest onder de indruk van het beeld (toen gezien door de 20x80 verrekijker) van de maan die als een groot zwart lichaam voor de zon kruipt. Esther, die door de grote verrekijker kijkt, is ook merkbaar gegrepen door dit beeld. Enigszins hersteld van de eerste indrukken, lopen we haastig naar de witte vitragestof die we onder een boompje hebben uitgespreid. De honderden kleine zonsikkeltjes, die gevormd zijn door het licht van de zon dat door de ontelbare gaatjes tussen de bladeren op het witte valt, zijn duidelijk zichtbaar. Ook hiervan maken we fotoās. Intussen toont onze schijnbaar verlegen medetoeschouwer weinig emotie, maar volgt alles wat er gebeurd met eerbiedige aandacht. Het kortgeleden nog zo felle licht van de zon begint langzaam zwakker te worden. Vlak voor de totaliteit neemt het licht een ondefinieerbare staalachtige tint aan en is er een lichte daling van de temperatuur merkbaar. Esther neemt fotoās, wat mij de vrijheid geeft om echt goed rond te kijken. Ik ben inmiddels op het dak van de auto geklommen om vanuit het westen de schaduw van de maan aan te zien komen. 

Iets van ons vandaan zie ik een vrouw met twee kinderen staan. Het lijkt of ze nieuwsgierig zijn maar niet dichterbij durven te komen. Als wenken niet helpt, loop ik met ons, nu echt, laatste eclips brilletje naar ze toe. Even lijkt het of ze weg willen lopen als ik ze nader. Ik merk aan haar kleding dat ze wel erg arm moeten zijn. Ik leg haar in het Engels uit dat ze met het brilletje naar de zon kan kijken, zodat ze de verduistering kan zien. Verlegen lachend knikt ze, maar schijnt geen Engels te verstaan, laat staan te begrijpen wat er gaande is. Ook als ik voordoe hoe het brilletje gebruikt moet worden en het vervolgens aan haar geef blijft ze me verlegen aan kijken. Dan zet ik het brilletje voorzichtig op haar hoofd en wijs naar de zon. Ze kijkt giechelend met het brilletje om zich heen, behalve naar de zon. Als ik dan als laatste wanhopige poging haar hoofd naar de zon toe keer komt er een reactie van verbazing en verwondering. Ze zet het brilletje snel af en wenkt de kinderen die alles op een afstand hebben gevolgd om ze te laten zien wat zij zelf zag. Ik geef haar te kennen dat ze het brilletje mag houden waarop ze met de kinderen in de richting van de hutjes verdwijnt. 

Ik ga nu snel terug naar mān plek op de auto. Het is nu bijna zover. Het gezang van vogels lijkt intenser te worden en ik hoor nu ook krekels tsjirpen. Esther roept dat het te donker is geworden om de display van de camera goed af te kunnen lezen, iets waar we niet bij stilgestaan hebben. Ik maak nog een serie fotoās met een pocketcamera van de omgeving, om later als een panorama zicht van 360° aan elkaar te plakken. Nog maar een minuut voor de totaliteit! Ik roep naar Esther dat ze de filters voor de camera en de verrekijker beter nu al kan weg halen. Nog enkele seconden!

De parels van Baily, de schaduw van uit het westen, de diamantring, te veel·.te veel om alles goed in me op te kunnen nemen. Dan valt plotseling het laatste directe licht van de zon weg. In de staalblauwe hemel, op de plek waar zo-even nog zonlicht vandaan kwam zit een groot zwart gat. Om het gat bevindt zich een krans van een ondefinieerbare structuur. Het lijkt niet echt te zijn. Het lijkt wel een plaatje uit een sprookjesboek te zijn. Weer terug in de realiteit van het moment, zie ik hoe de horizon rond om me heen een rode tint heeft zoals alleen de horizon in het westen of het oosten er uit kan zien bij een zonsopgang of zonsondergang. Ik kijk door het kleine verenkijkertje en ik zie voor het eerst de gehele corona enigszins vergroot. Ongelooflijk mooi!. Esther roept me enthousiast door de grote kijker te komen kijken. Om beurten kijken onze bescheiden mede toeschouwer, Esther en ik door de kijker naar de enorme protuberansen die als rode rook pluimen langs de zonsrand te zien zijn. Veel sneller dan verwacht valt het eerste licht langs de rand van de maan weer in de lens. De filters worden weer voor de camera en de kijker gedaan en we kijken elkaar voldaan en tevreden aan. Onze zonsverduisteringexpeditie is volbracht. Het zal nog even duren voor de maan de zon weer geheel aan ons heeft toevertrouwt, maar het hoogte punt van deze reis, een geslaagde totale zonsverduistering op deze bijzondere plek, is bijna voorbij en zal door ons niet snel vergeten worden. 

Tekst: André van der Lek
 

Terug naar inhoudsopgave Terug naar Foto en Waarnemingen 2001