Zonsverduisteringen behoren tot
de mooiste astronomische verschijnselen om te fotograferen. Een goede voorbereiding
is echter zeer belangrijk.
De totaliteit van een zonne-eclips duurt maar enkele minuten. Als we
de totaliteit willen fotograferen én er ook nog wat van willen zien,
moeten we dus een keuze maken: we kunnen niet alle verschijnselen die zich
rond zo'n verduistering afspelen met één foto- of videocamera
met één lens vastleggen. Zelfs als we ons beperken is een
goede planning zeer gewenst. Een stabiele opstelling van de camera is noodzakelijk.
Een afstandsbediening en een kleine zaklamp komen eveneens goed van pas.
Gebruik nieuwe batterijen of een goed opgeladen accu. Zet je lens vast op de stand 'oneindig'.
Oefening vooraf is aan te bevelen, zodat je tijdens de eclips alles
routinematig kunt afhandelen. Kies de opnamen zo dat zo min mogelijk camerahandelingen
nodig zijn, in ieder geval geen wisseling van lenzen, geheugenkaartjes of andere
tijdrovende (her)instellingen. Als het mogelijk is, automatiseer dan een
aantal handelingen: een videocamera die vanzelf doorloopt, camera's die
met minimale inspanning (zonder veel herinstelling) opnamen maken. Het is zelfs
mogelijk om een digitale camera met een computer aan te sturen, terwijl de camera op
volgopstelling de zon zelf in beeld houdt.
Voor de gedeeltelijke fase kan men vooraf testopnamen maken: de fotografische
omstandigheden bij een gedeeltelijk verduisterde zon en bij de onverduisterde
zon, zijn vrijwel gelijk. Maar het belangrijkste advies is, reserveer voldoende
tijd om te kijken, met en zonder kijker. De beelden die op je netvlies
vallen, maken beslist meer indruk dan die van de fotografische emulsie.
Er zijn nog steeds enthousiaste fotografen die pas na afloop de eclips bekijken
op de hopelijk gelukte opnamen, omdat ze er op het moment zelf geen tijd
voor hadden! Ze hebben beslist het belangrijkste gemist.
Dit
is een compositiefoto van de eclips van 26 februari 1998. Het betreft zes
opnamen gemaakt met een Celestron 80 mm f/8 fluoriet refractor. Er is van
1/125 tot 2 sec oplopend belicht op Kodak Royal Gold 100 film. De negatieven
werden gescand en vervolgens bewerkt: iedere opname werd radiaal vervaagd
en dit vervaagde beeld werd afgetrokken van het originele beeld. Aldus
werden de fijnste structuren zichtbaar in laag contrast. Vervolgens is
dit laatste beeld opgeteld bij het origineel waardoor de details versterkt
naar voren kwamen. Alle zes aldus bewerkte opnamen werden via de computer
samengevoegd tot één beeld met een rijke structuur in zowel
de binnen- als in de buitencorona. Tenslotte werd de helderheid van de
hemelachtergrond enigszins aangepast aan de visuele indruk. (Foto: Fred
Espenak ©1998) |
Tijdens de gedeeltelijke fase is het gebruik van filters noodzakelijk.
Daarvoor geldt in principe hetzelfde als voor visuele
waarneming. Zo is een mylarfilter (bijv. Astrosolarfolie)
een goedkope, maar goede bescherming. Tijdens de totaliteit dienen alle
filters verwijderd te worden, tenzij men speciale polarisatie- of radiaal
verlopende filters wil gebruiken.
Bij gebruik van een camera met standaardlens is de belichtingstijd tijdens
de totaliteit minder belangrijk: vrijwel elke combinatie van ISO-waarde, diafragma
en belichtingstijd levert een beeld op van de corona: de binnencorona vlakbij
de maanrand is zeer helder en wordt al bij een korte belichtingstijd vereeuwigd.
De buitengebieden van de corona daarentegen zijn zeer lichtzwak: wel duizend
maal zwakker dan de binnendelen. Dus te lang belichten kan haast niet.
Brandpuntsafstand
Belangrijk is wel de brandpuntsafstand van de (tele)lens of telescoop.
Hoe groter die afstand, des te groter het zonsbeeld op het negatief en
des te meer details men in principe kan zien in de corona. De diameter
van het beeld van de zon (of de maan) op de ccd-chip is eenvoudig te bepalen:
het is de effectieve brandpuntsafstand van de lens (of de combinatie van
lenzen) gedeeld door het getal 109. We krijgen dan de waarde in mm. Dus
bij een focus van 100 mm is het zonsbeeldje 0,9 mm groot. Bij een brandpunt
van 1000 mm iets meer dan 9 mm. De corona is als geheel natuurlijk groter
dan de zon. Bij een brandpuntsafstand van meer dan één meter
krijgt men slechts een deel van de corona op een klassiek kleinbeeldnegatief (diameter
35 mm), overeenkomend met een 'full frame' beeldchip van een professionele digitale
spiegelreflexcamera. Houd er rekening mee dat bij de meeste digitale spiegelreflexcamera's
de beeldchip kleiner is dan het kleinbeeldformaat, dus dat zon en corona groter zullen worden
afgebeeld op de foto.
Bij de grotere telelenzen is de belichtingstijd wel weer van belang.
De chromosfeer, de protuberansen en het parelsnoereffect vergen een korte
belichting binnen vrij enge grenzen. De buitencorona goed vastleggen betekent
dan ook een overbelichte binnencorona.
Belichting
De ervaren eclipsfotograaf Fred Espenak adviseert eerst de te gebruiken
apparatuur te kiezen, met name de grootte van de lens (c.q. de brandpuntsafstand
en de openingsverhouding daarvan) en de gevoeligheid (ISO-getal).
Let op het beeldveld van de beeldchip: dat is afhankelijk van de brandpuntsafstand.
In bijgaande tabel kan men dan aflezen welk
verschijnsel van de eclips men kan vastleggen bij welk diafragma en bij
welke belichtingstijd.
Kies daarbij als standaard de belichtingstijd voor het fotograferen
van protuberansen. Zo'n vijf tot tien seconden vóór het moment
van de totaliteit kan men het filter verwijderen en beginnen met het maken
van opnamen. Maak bij het begin van de totaliteit als de corona zichtbaar
wordt, een aantal opnamen uitgaande van de tijd nodig voor de protuberansen
en vervolgens steeds met iets langere belichting. Dat kan men eventueel
nog eens in omgekeerde volgorde herhalen.
Door achter elkaar foto's te maken
met een oplopende belichtingstijd, kunt u in principe de hele corona van binnen naar buiten
'aftasten'. Daarna is het de truc om zo'n serie opnamen te combineren tot één foto.
Dat kan in een programma als Photoshop met de hand (zie 'Een eclips in Photoshop'),
maar ook automatisch met de functie voor HDR-fotografie.
Als u de diamantring wilt vastleggen,
kan dat het gemakkelijkst op het einde van de totaliteit: start de opnamen
daarvoor als het parelsnoereffect verschijnt en belicht tot vier of meer
maal zo lang als daarvoor staat aangegeven. Dan is er een goede kans dat
een diamantring op de foto staat. Zo'n tien seconden na afloop van de totaliteit
moet men de zonnefilters weer voor de lens (en de ogen!) plaatsen.
Het is ook aardig meerdere opnamen van de gedeeltelijk en totaal verduisterde
zon op één foto te zetten. Een standaardlens van 35 of 50
mm is daar prima geschikt voor. Maak om de vijf of tien minuten een kort
belichte opname en een wat langer belichte tijdens de totaliteit. Het telkens
anders verduisterde zonsbeeldje verschijnt dan een aantal keren op hetzelfde
beeld. De camera moet wel zeer stabiel opgesteld staan.
Zeer illustratief is ook een opname van de sikkeltjes onder bladeren
van een boom of door gaatjes in een stuk karton: het camera obscura-effect.
Andere digitale camera's
Veel mensen fotograferen tegenwoordig met een een kleine digitale camera of met hun telefoon.
De mogelijkheden hiervan zijn beperkter dan van spiegelreflexcamera's al doen de zogenaamde
systeemcamera's met verwisselbare lenzen er nauwelijks voor onder. En er bestaan ook
'compacte' digitale camera's met zeer grote zoomfunctie, waarmee de corona makkelijk beeldvullend kan worden vastgelegd.
Met camera's die minder ver kunnen inzoomen en met telefoons kunnen omgevingsverschijnselen en bijv. heldere sterren en planeten rond de verduisterde zon worden
vastgelegd.
Oorspronkelijke tekst: Mat Drummen. Overgenomen uit Zenit juli/augustus 1998.
Bewerking voor digitale fotografie: Edwin Mathlener, februari 2005, februari 2006, april 2009, maart 2015, juli 2017.
Laatste bewerking: 7 augustus 2017.
Website ontwikkeling: Edwin Mathlener
© 1999-2013 Stichting 'De Koepel'; © 2014-2024 Edwin Mathlener
|